Het apparaat wordt gebruiksklaar geleverd. Om het aan te zetten, sluit je het aan op een voedingsbron binnen het bereik van 10-32 VDC. Dit is de enige vereiste om het apparaat van stroom te voorzien.
Volg deze richtlijnen voor een goede communicatie tussen de bridge en de sensor:
- Plaatsingsradius: Plaats de bridge binnen een straal van 50 meter van de sensor voor een optimale verbinding. Houd er rekening mee dat het effectieve bereik kan variëren door omgevingsfactoren zoals obstructies en interferentie.
- Omgevingsfactoren: De aanwezigheid van muren, metalen voorwerpen of andere obstructies kan het signaalbereik beïnvloeden. Als je verbindingsproblemen ondervindt, overweeg dan om de plaatsing van de bridge of sensor aan te passen.
Je kunt meerdere sensoren draadloos aansluiten op dezelfde bridge. Dit zorgt voor een flexibele en schaalbare opstelling, ideaal voor het bewaken van meerdere punten in dezelfde omgeving.
Volg deze montageaanbevelingen voor de gateway voor de best mogelijke signaalsterkte en dekking:
- Afstand tot vaste voorwerpen: Zorg ervoor dat er minstens 5 cm ruimte is tussen de gateway en vaste voorwerpen, inclusief de muur. Deze afstand is cruciaal voor de signalen aan alle zijden van de gateway, inclusief de achterkant.
- Montagerichting: Zorg er bij het monteren van de gateway voor dat het stopcontact naar beneden is gericht. Deze oriëntatie helpt bij het behouden van een optimale dekking en het voorkomen van signaalstoring.
Na de installatie van de sensoren en de bridge laat je dit weten aan je Onboarding-vertegenwoordiger, zodat zij de installatie kunnen valideren. Hierna kun je de gegevens zien in onze software.